Manneke
Ik zit te soezen op een houten bankje aan het water. Aan de
overkant van de stroom dromen de torens van Spijkenisse loom in de licht heiige
lucht van deze zaterdagmiddag. Aan de oever van het Spui diept een zwanenpaar
plantenstengels uit het water op. Een eindje stroomopwaarts zoeven de wieken
van een molen. Aan mijn voeten rennen meerkoeten over het water, elkaar
bevechtend om, ja om wat?
Langs de dijk waaraan ik zit staan boerderij-achtige huizen en
rijen knotwilgen. Erlangs liggen ook flinke percelen grasland die eveneens beplant
zijn met deze knoestige bomen.
De takken, die een meter boven hem uittorenen, staan nog op uitbotten en daarom kan ik hem goed zien, het knaapje van een jaar of tien. In een donkerblauwe trainingsbroek, een wit T-shirtje en op stevige bruinleren schoenen is hij in het hart van de boom met houten platen in de weer. Hij sjort eraan en klopt er met een hamer op, een ritme dat zich vermengt met het gebeier van de torenklokken die al een uur lang een begrafenis uitluiden. Bouwt of breekt de jongen? Na een tijdje liggen onderaan de boom een paar vierkante platen van 40 x 40 cm, die hij met een ferme zwaai tussen de takken door naar beneden keilde.
De takken, die een meter boven hem uittorenen, staan nog op uitbotten en daarom kan ik hem goed zien, het knaapje van een jaar of tien. In een donkerblauwe trainingsbroek, een wit T-shirtje en op stevige bruinleren schoenen is hij in het hart van de boom met houten platen in de weer. Hij sjort eraan en klopt er met een hamer op, een ritme dat zich vermengt met het gebeier van de torenklokken die al een uur lang een begrafenis uitluiden. Bouwt of breekt de jongen? Na een tijdje liggen onderaan de boom een paar vierkante platen van 40 x 40 cm, die hij met een ferme zwaai tussen de takken door naar beneden keilde.
Ik draai mijn gezicht weer beter in de zon, sluit mijn ogen
en luister een tijdje naar de geluiden van het kabbelende water, het zachte gesuis
van de wind door de kale boomkruinen en het ontspannen gemurmel van een vader
die met zijn zoontjes kletst over het vissen. Van bovenaf de dijk daalt het
gezoem van een voorbij racend groepje sportfietsers op mij neer.
Mijn mobiel piept. Ik moet gaan. Ik sta op en kijk nog een
keer naar de boom met het manneke. Het zonlicht schijnt recht door de boog van
een dikke, krachtige straal pis waar gouden sterretjes vanaf spatten. Met een
geroutineerd gebaar trekt het ventje zijn broek weer omhoog en voetje voor
voetje klimt hij langs te stam naar beneden. ‘Mam’, roept hij, ‘is pa al
thuis?’
Reacties zijn welkom.
Delen met je vrienden? Ook een goed idee.
© copy right / edith nijhof / april 2014
Geen opmerkingen:
Een reactie posten