zondag 13 april 2014

Precies

Op weg van de Kop van Zuid naar het Centraal Station begeleidt een reclamevliegtuigje mij. Het vliegt ter hoogte van de Erasmusbrug heen en weer waardoor ik voortdurend in mijn linkeroor een brom hoor die me doet denken aan zinderende dagen aan het strand. Helaas mis ik het warme zand onder me en het wegzinken in een lome soezerigheid terwijl stemmen in de verte, van kinderen die elkaar in zee iets toeroepen, steeds verder afzwakken naarmate ik dieper in slaap zink.

Een uur geleden nog oefenden de helikopters van de televisie de te volgen route die dunne mannen op Dali-achtige benen zouden nemen om te proberen weer een recordtijd neer te zetten. Voor vandaag heb ik mijn twijfels of dat gaat lukken. De zon voel ik weliswaar door mijn jas heen mijn rug verwarmen, maar mijn oren vriezen bijkans van mijn kop door de straffe noordwesten wind. Afijn, nu voert de kleine eenmotorige bromvlieg met een lint aan zijn reet even de boventoon. 

Op de Koningshavenbrug komt een jongeman me tegemoet die vanaf de reling van de brug op een afstand van twintig centimeter argwanend wordt gevolgd door een nijlgans. Zijn beige oogje ziet er tezamen met de donkere siennakleurige vlek eromheen boos uit. Hun beider hoofden draaien met elkaar mee en ik bekijk hen beide; iets dat de jongen opmerkt. Hij trekt zijn linkerschouder een beetje naar binnen en wijkt voor me uit.
Bij het kruispunt ontwijk ik met moeite een bosje fietsers. Vandaag rijden er meer fietsers in de stad dan normaliter tijdens de spits vanaf het station in Utrecht naar de kilometers verderop gelegen universiteit.
Het lijkt in mijn stad wel een Tour de France op zijn jan-boeren-fluitjes. Deze fietsers echter worden niet door volgwagens voorzien van drank en spijs en reservebanden, zij zijn het zelf die als een kolonne eenpersoons cateringservicejes de lopers van vandaag bedienen. Menig wielrijder draagt een forse rugzak volgestouwd met flessen sportdrank en krentenbollen. En ze moeten nog flink doorfietsen ook, want voor je het weet is de loper die jij zou voorzien van opbeurende kreten of water al het punt gepasseerd waar je haar zou ontmoeten.

Ik wandel verder richting Blaak die ik moet oversteken. Dranghekken versperren me echter de doorgang. Wat nu? O ja, lang niet gedaan en in vergetelheid geraakt, maar ik kan de Overblaak nemen, een traverse met zieltogende winkeltjes en een niet-bezocht schaakmuseumpje. Ik neem de Overblaak en kijk halverwege naar beneden. Daar komt een stroom lopers voorbij als afgevallen boomblaadjes in een snelvliedende rivier. Het fluorgeel en -roze is dit jaar een favoriete hardloopkleur. Velen kunnen blijkbaar niet meer zonder muziek want vele oortjes zijn voorzien van ‘oortjes’.

Op het plein van de Binnenrotte wachten ondertussen marktkraamhouders op klanten die vandaag niet zullen komen. Verveelde frietverkopers staan in de deuropening van hun frietkot aan een sigaret te lurken. Tafels en stoelen van de terrassen die parallel aan het plein liggen, zijn leeg; de leuke bloemetjes en systematisch gerangschikte olie-peper-en-zoutstellen ten spijt.
Boven het plein vliegen nu schreeuwende nijlganzen verward door elkaar, alsof ze de rust van de Maasstad terug willen roepen. Ik steek de Meent over en wandel in het verlengde van de ondergronds liggende spoortunnel naar de Pompenburg. Uit te verte waaien onontcijferbare flarden tekst mijn richting uit: “(…) whaaaaeeeeeiiboo eeeeeeeh oooooh....en woooooh bieieiei...(..)”. Pas als ik bij het Hofplein aankom versta ik de omroeper: “ (…) vandaag is de verwachting, een heel voorzichtige verwachting, dat de eindtijd 2.08 uur zal zijn, maar dames en heren dat is echt een voorzichtige schatting...”.

Aan het Hofplein ligt het asfalt bezaaid met achtergelaten T-shirts en sweaters, een hoeveelheid waar het Leger des Heils een jaar lang behoeftige mensen van kan kleden. De massa lopers liet ze achter nadat ze tientallen minuten voor het startschot hebben staan dribbelen en blauwbekken. De prullenbakken puilen uit van volle waterflesjes en broodzakjes.
Mijn afspraak bevindt zich aan de achterzijde van het station. Ik bekijk nog even de nieuwe pui en terwijl ik sta te wachten op mijn geliefde rijdt een stoet witte veegwagentjes van de Roteb langs, op weg naar de staart van de stoet marathonlopers. Op hun flanken staan dichtregels waarvan er één zegt: “(…) ik zie je van verre komen en gaan (…)”.

Onze trein vertrekt om 12.05 uur.
De beste tijd van vandaag blijkt precies 2.05:00.


© copy right edith nijhof

13 april 2014

Geen opmerkingen:

Een reactie posten