donderdag 16 januari 2014

Wat staat daar?


Woensdag 15 januari, rond 16.30 uur. Rotterdam zit al in de spits en ik er op de fiets middenin. Op de Molenvliet, net het hoekje om vanaf de Spinozaweg.
 
Het druilt en mijn pet is diep over mijn ogen getrokken. Anders zou ik met mijn bril op alsnog geen fluit zien. Het schemert ook, zodat in het donkerte van de vroege avond alles diepgrijs prikkelt, alsof ik in een fles slootwater, gemengd met exquise bruiswater zit. Hierom ook zijn de zilvergrijze bussen van de RET nauwelijks zichtbaar. Ze passeren je daar op dat smalle stuk op een haar na en brommen slechts nog wat, zodat ik mijn blik strak op de weg gericht houd en mijn handen stevig aan het stuur. 
Ondanks deze inspanningen zien mijn ogen vanuit de ooghoeken toch iets dat afwijkt van de normale ‘beplanting’, ‘begroeiing’ en BEBOUWING. Ik kijk, geloof mijn ogen niet, en kijk nog eens. Het lijkt verdorie wel alsof daar zilverreigers staan. Van die galante, witte spoken die zo mooi uit de mist opdoemen in
 De Wildernis, dé natuurfilm van Nederland in 2013. Ik kijk nog eens. Nu zie ik ook de diepzwarte vlekken die het wit scherp onderbreken. 

Ik ben al een stuk langzamer gaan fietsen natuurlijk en ondertussen kijk ik bijna helemaal achterom. Ik stap toch maar even af voordat ik zelf als een grijs spookje door de schoorsteen van een nabij crematorium in de atmosfeer oplos. Maar ter zake. Terwijl ik nu rustig sta te turen, zie ik vier ooievaars -
  vast twee stellen - die kalm aan het vuile gras staan te knabbelen. Nog net ontwaar ik de dunne scherpe strepen van hun oranje snavels. Ze priemen in de bodem als de stokken van HALT-gestraften die taakstraffen vervullen bij de plantsoenendienst. Ze maken echter een stuk huiselijker indruk. We zijn hier thuis, zegt hun lichaamstaal mij. Nou van mij mogen ze, maar ik adviseer ze liever om naar de polders te verhuizen. Helaas speken we niet dezelfde verbale taal.