donderdag 19 september 2013

Uit naar zuid

File:WatertorenBarendrecht.jpg
bron: Wikipedia

Ik peddel van de Kop ván Zuid, over de Laan óp Zuid nog verder zuidwaarts. Binnen drie minuten al het eerste - en enig zichtbare - fluorgele bord: ‘omleiding, fietsers volg… ‘. Mijn keuzes zijn beperkt: óf tegen alle verkeer in de Beijerlandselaan (neen: de Boulevard op Zuid) op, óf over de stoep. Over de stoep fiets ik langs de moskee. Tegels, klinkers, stoepje op, stoepje af, bobbelig gras, fietspad. Als zware zuigers drijven mijn dijbenen me verder naar de rand van de stad.
Via de Jacob Vrijstraat trap ik richting Barendrecht. Ik ga eerst nog even de oude spoorweg op, als over een neergekwakte liniaal, kaarsrecht langs een brede sloot. Maak dan bij een wegafzetting een U-bochtje linksom en zoef over de slingerende parallelweg, terwijl ik bramen plukkende echtparen met blauwe lippen passeer, de tegenovergestelde richting uit. Daarna zet ik met een scherpe bocht naar rechts vaart naar de onderdoorgang van de snelweg.
Nog 400 meter. De zon danst door het bladerdek. Het landschap blikkert als een oude film op mijn netvlies. De lucht hemelt lichtblauw en de wolken donzen wit. Ik passeer enkele wijnkuipdikke wilgen en val in vrije vaart de tunnel in. Ik til mijn voeten van de pedalen, strek ze voor me uit en schreeuw: Jahoeh! in hoge b.
Langzaam kom ik boven. Daar is het is volkomen stil. Aan Barendrechtse zijde van de A-15 is voor het flink uitgedijde dorp een acht meter hoog talud opgeworpen. Kleine bungalows staan in de schaduw van hun eigen aanplant te soezen. Flets-bietenrode fietspaden brengen bezoekers veilig via hoofd- naar zij-aderen, naar achtertuinen, naar schuurtjes.

Mijn rug onder mijn zwarte jasje wordt nat. Mijn neus fantaseert koffie. Centrum: nu naar links. Daar ga ik, op weg naar de Binnenbaan. Ik kom steeds minder mensen tegen. De deuren van het koffiehuis blijken dicht. Hm. Ik dwaal verder en spot ik in de verte een kerktoren. Ha! Kerk is kroeg is koffie. Over rechte paden begeef ik me richting mijn verlossing. Nu ja. Bij kerk 1: een gesloten fietsenwinkel, enkele net betrokken woningen en een grote kruising met verkeerslichten die zinloos aan- en uitfloepen. Kerk 2: witte toren lokte en blijkt een watertoren. Maar toch, daar bij de oude dorpskerk kijken enkele historische panden uit op een pleintje met een kroegje. Door de vensters boven het etablissement zweeft een zoete Weense wals me tegemoet. Ik hoor nog iets anders dat ik niet meteen kan thuisbrengen. Ik duw het voorwiel van mijn fiets in een gleuf en zet hem met een, met rode stof omwikkelde, ketting vast. Nu bord: ‘Ingang -->’. Onder een haagje van wijnbladeren door loop ik naar de entree van het café, een voormalige stal. Ik stap binnen en zie als een blind paard even niets meer. 

‘Ruud Volmer onderuit geschopt. De scheidsrechter trekt de rode kaart’. Geloei laait op.

‘Kom je je zoon halen?’ vraagt een stem voor me. Er wordt gegrinnikt, ook door mij.

Een club mannen op barkrukken doemt langzaam voor me op. Achter me bevinden zich twee schermen waarop, op een appelgroen vlak lekkere kerels met plofdijen en ballonkuiten heen en weer dribbelen.
‘Sorry, ik ga even voor jullie langs’, vervolg ik mijn weg naar de enige overgebleven kruk aan de bar.
Terwijl ik een schuimende cappuccino drink, kijken we stil naar de beelden. De mannen veren juichend op bij een formidabel (zal wel) doelpunt.
  
Voor ik naar huis terugkeer, bezoek ik het toilet. Zoals zo vaak beklim ik daartoe een trap (ja, inderdaad, je moet er ook vaak een trap voor af...). Vertrouwd rammelen de deurknop en sluiting in mijn handen. De pleebril verschuift gelukkig niet als een surfplank waar je plots met je billen op uitgegleden bent.
Ik was mijn handen en droog ze aan een kurkdroog blauw-wit geblokt handdoekje 
af

De terugweg brengt me aan de noordzijde van de snelweg langs een klein plasje. Ik ga daar eventjes op een afgetobd bankje zitten; donkerbruine planken ingekerfd met hartjes en vuile taal, en de zitting bevlekt met grijze schoenafdrukken. Bij mijn voeten liggen twee hersluitbare plastic zakjes - met het logootje van een wietplantje - tussen vier lege pakjes oranje Rizla en een kapot gescheurde donkerblauwe versie van het merk Ruba. Riet en elzenbladeren ruisen uit boven het verkeersgedruis. Golfjes wandelen rimpelend over het zwarte wateroppervlak, waardoorheen een meerkoet trekt. Ganzen en eenden grazen gras. Paarden hinniken in de stal nabij. Mijn adem stroomt geruisloos in en uit.







maandag 8 juli 2013

Nobelprijs voor de lezer



Zonder lezers zijn Nobelprijswinnende auteurs nergens. Het is tijd  voor een Nobelprijs voor lezers.

Stel: je interviewt mij en vraagt: ’Welk boek ligt op jouw nachtkastje?’ dan zou ik zeggen: ‘Het nachtkastje is te klein en je vraag te beperkend’. 

‘Oh,….eh… ja …. Eh...’, zo zou je kunnen reageren.

In tegenstelling tot andere leesbeesten bezit ik geen wanden vol boekenkasten, volgestouwd met in twee lagen achterelkaar geperste boeken. Ook drijven er geen eerst - nog – deze – lezen – boeken bovenop de in het gelid staande exemplaren. En al helemaal niet kijk ik uit op een boekenvoorraad die op kleur is gerangschikt. Een boek is toch geen decoratie!

Mijn bibliotheek staat in het Centrum van Rotterdam. Via haar zijaders stuwt die boeken mijn richting uit die zich toevalligerwijs niet in haar hart bevonden. Het digitale boek ontsloot zich nog niet voor mij en ik vind dat helemaal niet erg. Om de tien dagen fiets ik met plezier naar dat gebouw vol kennis en leven.
Op de begane grond schaken mannen dat het een aard heeft, geaccompagneerd door ingeslikte zuchten: ‘Aaoohw, niet die zet!’, of elkaar oplossingen in het oor smiespelende toeschouwers. Soms vlindert een kleuter met armen als molenwieken over het kamerbrede speelvlak.
Een stille club mannen daar. Met de ellebogen op de knieën voorover hellend, of relaxt achterover leunend, één arm over de rugleuning gelegd en onder de gordel de ene voet op de ander knie steunend, volgt het publiek het tweetal dat staand op een levensgroot schaakbord de stukken in een nieuwe positie plaatst. De schaakstukken symboliseren bouwwerken van Rotterdam.

Ik loop verder, neem de roltrap naar boven, glij langs de tientallen mannen die al jaren op de eerste etage nationale en internationale kranten lezen, zweef naar de tweede etage en zoek daar mijn romans uit. De muziekafdeling wil ook wel eens mijn komst genieten. En heel soms ga ik naar de top van de boekenstolp. Dáár bereidt de nieuwe Rotterdamse werkende klasse zich voor op haar toekomst. Jongens met gitzwarte haren, meisjes met en zonder hoofddoek, fluisterende wiskundekenners, gesmoord giechelende volrijpe jonge dametjes, en nerds; allemaal zitten ze met hun neus in de boeken, met hun ogen vastgeprikt aan beeldschermen en met de pen in de hand in hun cahiers belangwekkende zaken te noteren. Ik daal weer af, scan mijn boeken en peddel naar huis.

Daar, op de eettafel, de salontafel, de bank, (pardon: het toilet), mijn bureau én op mijn nachtkastje ligt dan de achtergebleven leesvoorraad, gecombineerd met de oogst voor de komende tien dagen. Een greep eruit: Van vroeger; levensverhalen schrijven van Joke Fransen, Geld verdienen met sociale media van Cor Hospes, Nederlands in de onderbouw van Helge Bonset en collega’s, Hoog aan de duinen: Thomas Rosenboom, We zijn goed door het journalistencollectief De Wallenburgerpers. En ook nog: De Kepeshtriologie van meesterauteur Philip Roth (ik kwam door deze tiet niet heen), Renate Dorresteins Het geheim van de schrijver. Op de benedenetage liggen nog Paardejam, geschreven door een van de meest creatieve en originele kunstenaressen mij bekend: Charlotte Mutsaers, Eekhoorntje op lange weg (Inez van Wijk en Egbert Warries), de huidige bestseller Stoner (dàt was een verjaardagscadeau), geschreven door een lang vergeten John Williams  en tot slot Agatha Christies De giftige pen (deze titel is toeval, ik zweer het). Al die keurig gebonden blaadjes papier vechten om een plekje met twee kranten met hun bijlages en magazines.

‘Het moet wel een rotzooitje zijn, bij jou thuis’, hoor ik u denken. Ik geef toe: ‘Ja’.

Als u niet onder de indruk bent van deze bergen leesvoer, anders ik wel. Je staat soms te kijken van jezelf als je eens je wederwaardigheden optelt of opstapelt.


Je bent misschien wat je eet, maar zeker wat je leest. En daarom stel ik me als eerste kandidaat voor de Nobelprijs voor de lezer. Ik roep je op om mij te vergezellen.

dinsdag 28 mei 2013

Thuiskomen - gedicht


Thuiskomen

Op 20.20 aangekomen
schudde ik de regen uit mijn haren
en de donder uit mijn broek.

Mijn ogen natgelopen van blikken
terneergeworpen water door
vlagen voortgestuwd over grijze tegels.

De jongen van het Handelsblad
bezorgde de keuken van Klootwijk.
  
©edithnijhof/juni 2012

zaterdag 25 mei 2013

Niets naarder dan nat?


In het westen van ons land weten we al maanden niet meer wat een dag zonder regen inhoudt. Ga je op de fiets de deur uit, dan neem je steevast een regenpak mee. Wandelaars klemmen een parapluutje onder de arm. Voor de zekerheid.

Er zijn ook inwoners van mijn stad die profiteren van al het vocht dat uit de hemelen stort. Plantsoenen, en groenstroken langs singels zijn volkomen doorweekt geraakt en op verschillende plaatsen zijn ondiepe vijvers ontstaan. Tot grote vreugde van onze eenden. Die stappen daar nu in rond met het water tot even boven de enkels, terwijl hun bolle buikjes lichtjes de oppervlakte raken. Met hun kopjes heen en weer bewegend, grazen ze met op elkaar klepperende snavels van het frisse gras.

Meeuwen blijken de onmetelijke diepte van zeeën en oceanen met plezier te ruilen voor een ondiepe ondergrond. Zij dobberen tussen de eenden met de blik van een kat die iets op zijn geweten heeft.

vrijdag 24 mei 2013

Rotterdam, Centraal Station: kathedraal

Het werk is nog niet klaar en nu al straalt het nieuwe Centraal Station van Rotterdam je tegemoet. We hebben er een kathedraal bij, een doos van lichtkristallen waarvan jij het middelpunt bent. Opgestroopte mouwen leiden tot opengesperde ogen.



woensdag 22 mei 2013

22 mei?!


Mijn biologische klok zegt: overgang met vulkanische erupties.
De kalender zegt: 22 mei.  Gevoelstemperatuur vijf graden boven nul. Winterjassenweer. Volgende week is het al eind mei, mijn biologische klok zegt: ‘Pas op! Geen eieren leggen!’, want ze voelt: maart .
De aarde warmt op, maar dit jaar met drie maanden vertraging. Ondanks de NS.
Er is nog hoop.

zaterdag 27 april 2013

Beeldblog; Rotterdamse stadspoezen: window dressing


Katendrecht                                                            Hilligersberg


                                                                               

vrijdag 26 april 2013

Pissende hond

Een hond die tegen een paaltje pist, weet van voren niet wat hij van achteren doet. Althans, zo kijkt hij erbij.


foto: autounie-img.uselogic.nl

donderdag 18 april 2013

Windkracht acht

Het waait hard vandaag. Snoeihard. Als je loopt, is er telkens een klein moment dat maar een van je voeten aan de grond staat. Van dat moment maakt de wind gebruik om je omver te blazen. Ik hou me stevig vast aan een lantarenpaal. 
Ik hou mijn hart vast voor de ooievaars en de reigers: ik zie ze al ondersteboven met hun snavel in de aarde steken, ver overhellend en trillend als een wichelroede.

donderdag 28 maart 2013

Gedicht 'Kraambed' aangepast

De schrijfster van het gedicht 'Kraambed' veranderde het laatste deel ervan. Dat ziet er nu zo uit:

De wereld groot
lonkt, lacht, wacht
maar nu

In deze kamer
klein wereldje groot
zijn wij
de wereld
voorbij

donderdag 14 maart 2013

Gedicht besproken: Kraambed

Hier bespreek ik het gedicht van de inzender van mijn actie voor de maand maart op www.taalnaartaal.nl.

Het gedicht is naderhand veranderd. De nieuwe versie publiceer ik in een volgend blogbericht.
De indeling in vakken is door mij gedaan om de bespreking overzichtelijk te maken.

Kraambed

Klein is mijn wereldje
en jij
een driehoek tuin
ommuurd vierhoog

Bij eerste lezing kreeg ik kippenvel. Waarom? Omdat er een intens gevoel van liefde uit het gedicht opstijgt. Ik vind de sfeer van het gedicht mooi, intiem en natuurlijk is dit zeer persoonlijk.

Laten we nu het gedicht eens nader bekijken.

De eerste strofe, van regel twee tot en met vijf is raadselachtig, zonder titel weet de lezer nog niet waar het over gaat. Dat is mooi want hij kan er zelf beelden bij ‘maken’.

In regel vier is ‘omhoog’ een fraaie voorzet voor de o-klank, die open is, die ruimte kan suggereren.
5 En jij
ontgroeid mijn schoot
ontvouw jezelf de wereld in
die zich ontvouwt
voor jou


regel zeven: wat zou er gebeuren als je ‘ontvouw’ verandert in ‘ontvouwt’, aansluitend bij ‘ontgroeid’? Dan zou het ‘kleine’ bij elkaar kunnen blijven horen.
Of: wellicht zou zelfs ‘in’ weggelaten kunnen worden.

10 Maar nu
voor een poos
mijn wereldje klein
een driehoek tuin
ommuurd vierhoog
ontmoet jouw wereld groot
ontgroeid mijn schoot


Naar mijn smaak is het woord ‘poos' anders dan de rest van het taalgebruik, ik struikel er in ieder geval over.

Heb je regel elf wel nodig? Hoe belangrijk is het voor de lezer dat die tijdsaanduiding er staat?

De herhaling van regel twaalf en dertien vind ik sterk; daardoor ontstaat een wiegend ritme.
17 De wereld groot
geluk, liefde, angst en dood
maar nu
nog even
niet

Vanaf regel zeventien tot twintig heb ik de indruk dat je nog zoekende bent naar een afronding van het gedicht. Als dit klopt dan raad ik aan om te zoeken naar een alternatief.

Regel negentien en twintig doen me iets te veel denken aan de huidige populaire uitspraak ‘maar nu even niet ’en dat doet afbreuk aan de intieme sfeer van het gedicht in strofe één tot en met drie.
22 In deze kamer
klein wereldje groot
zijn wij
alleen maar
ik en jij

Regel 22- 26 lijken een herhaling van de betekenis in strofe één tot en met drie. Naar mijn idee versterken ze het eerste deel van het gedicht niet.
Het tweede deel van het gedicht (vanaf regel zeventien) zou ook spiegelbeeldig aan het eerste deel kunnen zijn. Hoe denk jij daar over?

Ik ben ervan overtuigd dat het gedicht aan zeggingskracht wint met een ander einde. Ik voel ook aan dat dit geen eenvoudige opgave zal zijn.

Tot slot nog iets over de titel
Je geeft hiermee iets heel concreets weg, terwijl de eerste strofen opener, dromeriger en verwachtingsvol zijn.

--------------------------------------------------------------------

Dan nog een ander puntje
Je begint de strofen met een hoofdletter en zet aan het eind geen punt. Ik vraag me af of het stromende, groeiende en wiegende gevoel sterker zouden worden als je geen hoofdletters zou gebruiken. De witregels geven namelijk al aan dat er rustpunten zijn.





maandag 25 februari 2013

Erasmusbrug ontmoetingsplaats


Ik zwoegde tegen de helling van de Erasmusbrug op. Mijn hoofd vol hondse muizenissen. Twee gestalten holden mij tegemoet. Een jonge vrouw met een kinky Beats Dr.Dre Solo koptelefoon op en een hondje; een stevige, laag op de poten voortsnellende tekkelige bastaard met donkere, zachte dubbelgevouwen herdersoren. Terwijl we elkaar passeerden keek het beest mij met één zwart oogje schuins aan en rechtte even zijn oren.

Posted by Picasa

Shalevs verleiding


Een, misschien wel dé reden van mijn voorkeur voor de verhalen van Meir Shalev is de weldadige rijkdom aan beelden, associaties, personages en situaties. Ze zijn niet zoals die van Hafid Bouazza bijna gewelddadig voor de geest. Bouazza dwingt je namelijk vrijwel elke zin als een regel uit een gedicht te lezen. Je moet echt even de tijd nemen om de betekenissen van die taal tot je door te laten dringen. Taal die zulke complexe herinneringen en beelden oproept. Oergedachten en onmetelijke hemel- en ruimtespansels. Hou je van Bouazza’s werk dan wacht je wel meervoudig leesgenot. Men neme een zin, men leze en verwerke, men leze en verwerke nogmaals, en dan misschien nog wel een derde keer. Drie boeken voor de prijs van één!

 

Terug naar Shalev. Hij is eveneens een meester in liefdesverhalen. In vrijwel al zijn romans proberen zijn personages via ludieke wegen hun geliefde te voor zich te winnen. Met postduiven en briefjes, spiegels en zon, bijen en honing. Dit lijken heel voor de hand liggende manieren. En u heeft ze vast zelf gebruikt, ook in hun moderne versies: tweet, tweet, tweet, ping ping!! Toch zijn ze dat bij Shalev niet en daar kom ik in andere posts nog op terug. Wel alvast een voorproefje: in De vier maaltijden wemelt het van knalgele briefjes die als kanaries door het dorp fladderen, neerstrijken op ongehoorde plekken en iedereen gek maken. Wacht u dus voor de meester van de verleiding.



Tot slot. Verweven met gruwelijkheden die de Joodse en Israëlische geschiedenis eigen is, zijn Shalevs verfijnde grappen. En die zijn werkelijk een zegen. In zijn humor zit vervat zijn liefde voor en mededogen met zijn tobbende personages. En wie wil niet met lichtvoetigheid benaderd worden in zijn gevecht met het leven?

 

 

zondag 24 februari 2013

is een gedicht is



is een gedicht is

zet woorden
bij elkaar en hopla
een gedicht

zet woorden
onder
elkaar
en
hopla
een
gedicht

hopla,hopla
hopla, hopla
hopla, hopla

daarmee ook
zomaar op zondag



Gelukkig zijn er geen regels meer. Alles mag en alles kan.

Moderne tijden. Blogtijden.

Kijk ook op www.taalnaartaal.nl