De lucht is nog fris van het weekend. De zon hangt laag aan
de hemel en priemt in mijn ogen. Het is oppassen geblazen voor mijzelf en
overige weggebruikers om elkaar niet voor de voeten te rijden.
De winkels zijn nog dicht voor klanten. Wel staan overal witte bestelwagens met open achterdeuren voorraden te lossen: kleding in plastic hoezen, kartonnen dozen met wijnglazen en koffiecups, en trollies met schoonmaakmiddelen. De trams zijn bijna leeg; iedereen is reeds op school of kantoor.
Mannen met bedrijfslogo’s op hun rug zwaaien naar elkaar over de straat heen, en wensen elkaar daarbij ‘goedemorgen’ toe; ze kennen elkaar van jarenlang dezelfde route en hetzelfde tijdstip. Een oude man, tien centimeter gekrompen sinds zijn twintigste en krom voorover lopend een boodschappenkar achter zich aan trekkend, schuifelt voetje voor voetje naar het nog lege terras van zijn stamkroeg. De zon belicht zijn gezicht voor precies de helft, het donkere deel een doodskop latend. Eerst een bakkie en dan de supermarkt. Een jongen op een dunne fiets, getooid met een zware zwart-gele schoudertas, manoeuvreert behendig tussen alle straatmeubilair door en duwt een extra large enveloppe door de koperen brievenbus van een advocatenkantoor.
De winkels zijn nog dicht voor klanten. Wel staan overal witte bestelwagens met open achterdeuren voorraden te lossen: kleding in plastic hoezen, kartonnen dozen met wijnglazen en koffiecups, en trollies met schoonmaakmiddelen. De trams zijn bijna leeg; iedereen is reeds op school of kantoor.
Mannen met bedrijfslogo’s op hun rug zwaaien naar elkaar over de straat heen, en wensen elkaar daarbij ‘goedemorgen’ toe; ze kennen elkaar van jarenlang dezelfde route en hetzelfde tijdstip. Een oude man, tien centimeter gekrompen sinds zijn twintigste en krom voorover lopend een boodschappenkar achter zich aan trekkend, schuifelt voetje voor voetje naar het nog lege terras van zijn stamkroeg. De zon belicht zijn gezicht voor precies de helft, het donkere deel een doodskop latend. Eerst een bakkie en dan de supermarkt. Een jongen op een dunne fiets, getooid met een zware zwart-gele schoudertas, manoeuvreert behendig tussen alle straatmeubilair door en duwt een extra large enveloppe door de koperen brievenbus van een advocatenkantoor.
Geen ochtend zo mooi als een maandagochtend in Rotterdam? Jawel,
die van die metropool die je inreed na een nacht tuffen met de trein. De ramen
van de coupés stonden open, dus je lag dan wel, maar sliep niet en rustte niet
uit. De gordijntjes wapperden in de wind, en tegen de morgen stroomden vreemde ijle
luchten en lichten bij je naar binnen terwijl je klem lag tussen de bedden
onder en boven je.
Parijs! Bleek van slaap en stijf van het liggen kroop je de
trein uit. Franse ‘oh-la-la’s’ zongen je tegemoet en via een hal zo groot als
de koepel van de Notre Dame, liep je met vele leeftijdgenoten naar buiten, je
rugzak stevig vastgesjord, want die was incroyable
zwaar.
Asfalt zover het oog reikte en zwart als pas gelegd teer door het water van de reinigingsdienst. Je rook het verdreven stof nog. Beige en grijze wagens langs maar één trottoirband. Crèmekleurige panden van hier tot aan de overkant, grote ramen met balkonnetjes. Ik denk aan Matisse. Ik verlang naar koffie, zo’n soepkom met heel veel melk: café aux lait: lekker! We lopen een beetje rond, rond het station en schieten een willekeurige straat en daarna een willekeurig cafétje in. Ze zien er allemaal even gezellig uit: rode luifels en rieten stoeltjes voor de deur.
Asfalt zover het oog reikte en zwart als pas gelegd teer door het water van de reinigingsdienst. Je rook het verdreven stof nog. Beige en grijze wagens langs maar één trottoirband. Crèmekleurige panden van hier tot aan de overkant, grote ramen met balkonnetjes. Ik denk aan Matisse. Ik verlang naar koffie, zo’n soepkom met heel veel melk: café aux lait: lekker! We lopen een beetje rond, rond het station en schieten een willekeurige straat en daarna een willekeurig cafétje in. Ze zien er allemaal even gezellig uit: rode luifels en rieten stoeltjes voor de deur.
De koffie is heet en het uitzicht bon! Buiten stopt met piepende banden een Renault Traffic. Knarsend worden deuren opengetrokken en met een klik-en-dreun vastgeklemd. Ik hoor het schuiven van kratten, ‘Merde’ en ‘Oeff!’, waarna dreunende voeten snel naar binnen lopen, het smalle gangpad tussen de rijen cafétafeltjes nemen om vervolgens een viertredig trapje af te klotsen. Met een klap zet een jongeman, het toonbeeld van een (oehh la la) mooie Franse man – donker haar, zwarte ogen, slank, strakke spijkerbroek en een wit T-shirt om een six-pack-tors – een stapel van vier broodkratten op een stenen vloer. Hij danst soepeltjes de treden weer op, draait en pirouette, geeft de café-eigenaar een hand en zegt met een brede grijns (ohhh dat gebit!) ‘ Bonjour Charles!’. Charles draait zich om naar de balie achter zich en tovert in luttele minuten een diepbruine espresso. De mooie Franse man reikt met zijn mooie Franse arm naar het kopje dat hem wordt aangeboden. Hij neemt vier suikerklontjes uit de schaal op de toog en laat ze in de koffie zinken, waarbij hij het suikergoedje telkens eerst vol laat zuigen. Van mij had hij er wel veertig in mogen doen.
Mijn reisgenoot onderbreekt mijn staren met een por van zijn
elleboog in mijn zij.
‘Onze trein vertrekt over vijftien minuten, laten we gaan’.
De mooie Franse man kijkt mij aan met spijt (?) in zijn
ogen. Ik slik en sta met trillende knieën op.
Bij het verlaten van het barretje sjouwt een groenteboer ons tegemoet met op zijn steekwagen kratten tomaten, uien en bovenop appelgroene, krakendverse kropsla.
Bij het verlaten van het barretje sjouwt een groenteboer ons tegemoet met op zijn steekwagen kratten tomaten, uien en bovenop appelgroene, krakendverse kropsla.
“Bon voyage!”,
begrijpt hij.
Maar dan: AMSTERDAM!
© copyright
edith nijhof
april 2014
Geen opmerkingen:
Een reactie posten